geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwezigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven, 13want het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen. 14Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, 15opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, 16door vast te houden aan het Woord van het leven, mij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen. 17Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, ik
mag zijn als ik van uw zaken weet. 20Want ik heb niemand van gelijke gezindheid, die oprecht voor uw zaken zorg zal dragen. 21Want zij zoeken allen hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus. 22En u kent zijn beproefdheid, dat hij met mij
heeft in het Evangelie, zoals een kind met zijn vader. 23Hem hoop ik dus ogenblikkelijk te sturen, zodra ik mijn zaken kan overzien. 24Maar ik vertrouw in de Heere dat ik ook zelf spoedig zal komen. 25Ik heb het echter nodig geacht Epafroditus naar u toe te sturen, mijn broeder, medearbeider en medestrijder, en uw gezant en dienaar in wat ik nodig had, 26omdat hij vurig naar u allen verlangde en in grote angst verkeerde, omdat u gehoord had dat hij ziek was. 27Hij is inderdaad ook ziek geweest, tot dicht bij de dood, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. 28Daarom heb ik hem des te sneller gestuurd, opdat u zich weer kunt verblijden als u hem ziet, en ik minder droevig ben. 29Ontvang hem dan in de Heere, met alle
, en houd zulke mensen in ere. 30Want om het werk van Christus was hij tot dicht bij de dood gekomen, doordat hij zijn leven had gewaagd om aan te vullen wat aan uw
V1 In vers 12 lezen we een opdracht om onze redding uit te werken. Noem de twee aspecten van die uitwerking. We werken niet voor onze redding. Is jouw werk ook het resultaat van jouw redding? Kan je een paar voorbeelden geven?
V2 In jouw doen en laten als Christen hebben we invloed. Welke aspecten zullen opvallen (verzen 14 en 15)?
V3 Waaraan moeten wij vasthouden en waarom (vers 16)?
V4 We zullen in onze gehoorzaamheid aan Christus offers moeten brengen. Maar wat levert dat op (17-19, 28)?
V5 Wij zijn ‘zi’ in vers 20?
V6 Wie moeten wij in ere houden in ons dienstbetoon (29) en waarom?
Schrijf Filippenzen 2:12b-13 uit hieronder en memoriseer